De hobby
Floorballcoach Kristof Coppens
Floorball. Toegegeven, we hadden er nog nooit van gehoord. Het perfecte excuus om eens van kortbij kennis te maken. Dus klopten we aan bij Kristof Coppens, districtchef in Gent en floorballcoach in Tielt en bij de nationale floorballploeg.

Dag Kristof, floorball, wat is dat precies?
Kristof: Floorball is een soort hockey. Het is een zaalsport. Je speelt het met sticks en een kleine bal op een speelveld met een boord van een halve meter hoog, de ‘boarding’. Het is van oorsprong een Zweedse sport. Een floorball team bestaat uit vijf spelers op het veld die je doorlopend kan wisselen en een keeper. De spelregels kan je vergelijken met die van ijshockey, maar dan zonder de ‘bodychecks’, het gaat er iets minder heftig aan toe dus.
Hoe ben je ooit met floorball begonnen?
Kristof: Ik wilde als kind graag ijshockey spelen, maar ik mocht niet van mijn ouders. De dichtsbijzijnde ijshockeyploeg vonden ze te ver weg. Ze zagen de lange ritten niet zitten. Een van mijn vriendjes startte toen met floorball, hij nam me eens mee en zo was ik ook vertrokken. Uiteindelijk heb ik het jaren volgehouden, pas in 2018 ben ik gestopt. Ik was geen topspeler, maar ik kon altijd wel mijn rol spelen in functie van de ploeg.
Wat is jouw taak nu?
Kristof: Ik ben floorballcoach en ik geef dus trainingen aan het volwassenen team van Tielt. Ik heb heel lang zelf floorball gespeeld en tegelijk coachte ik een paar jaar de jeugdploegen. Een aantal jaren geleden ben ik gestopt met zelf actief te spelen, ik dacht toen wat op mijn lauweren te rusten. Niet zolang daarna belde een club me op om coach te worden en heb ik maar ja gezegd. Het stopte niet bij mijn eigen club, want in 2020, in volle coronaperiode, zat ik op de trein en belde de nationale ploeg me om te vragen of ik daar geen assistent-coach wilde worden. Een extra uitdaging die ik graag aanging.
Wauw, ook internationaal actief dus. Kan je dat vergelijken met profploegen uit andere sporten?
Kristof: Nee, zeker nog niet. Floorball is in België een heel kleine sport. Ook op Europees niveau is het redelijk beperkt. De toplanden zijn Zweden, Finland en Zwitserland. De spelers van die ploegen worden wel betaald om te spelen, maar ze hebben daarnaast wel nog gewoon een job om van te leven. De hoofdcoach van onze nationale ploeg is een Zweed, net omdat dat een topland in het floorball is waar we nog veel van kunnen leren. Als je naar de Belgische teams kijkt, zie je dat de spelers een groot deel van hun kosten zelf moeten betalen. Ze nemen hun vakantiedagen op in functie van wedstrijden. We kunnen als club en als federatie wel wat rekenen op sponsoring, maar omdat onze visibiliteit beperkt is, zijn de bedragen van sponsoring dat ook. De sporthallen in Vlaanderen zijn ook druk bezet, grote sporten krijgen dan makkelijker voorrang op kleine sporten als floorball.
Wat komt er allemaal bij kijken als speler?
Kristof: Ondanks dat we maar een kleine sport zijn met amateur-sporters, moet je er als speler wel een sportief regime op nahouden als je als ploeg iet of wat ambitie hebt. Naast de twee trainingen en een match per week, duiken de meeste spelers nog minstens twee keer per week de fitness in om bij te trainen en gaan ze geregeld eens langs bij een kinesist om kleine en grote kwaaltjes op tijd aan te pakken. Net zoals in alle sporten is het belangrijk om kracht- en conditietraining te doen en te werken aan blessurepreventie. De betere spelers zijn bezig met voeding, lichaamsverzorging en goeie begeleiding. Dat is een groot verschil met de tijd waarin ik speelde.
En als coach?
Kristof: Het kost tijd, moeite en denkwerk. Het plaatje op het veld moet blijven kloppen. Je moet je ook constant aanpassen aan omstandigheden (welke spelers zijn beschikbaar) en evoluties, je moet als coach bv. mee zijn met medische en psychologische kennis. Ik wil als coach graag een duurzaam resultaat neerzetten. Ik wil mijn ploeg graag samenhouden. Het mag geen duivenkot zijn waar iedereen elk jaar zomaar binnen- en buitenvliegt.
Wat wil je nog graag bereiken in het floorball?
Kristof: We konden ons met de nationale ploeg niet kwalificeren voor het WK in Malmö dit jaar. Dat blijft met de nationale ploeg nog steeds het doel. Maar ik zou zelf wel eens graag in een van de top 10-landen ervaring opdoen. Bv. in Duitsland, dat is de subtop. Het niveauverschil tussen België en de top 10-landen is best nog groot. Ervaring kunnen opdoen in die (sub)toplanden zou dus wel heel boeiend zijn. Techniek is belangrijk, maar het verschil met de topploegen ligt vooral in de tactiek. Tactisch hinken we in België nog wat achterop. Hoe hoger je gaat, hoe belangrijker tactiek wordt.