Over het muurtje
Naar mobiliteit 2.0 met basisbereikbaarheid
In december 2020 zal basisbereikbaarheid van start gaan in heel Vlaanderen. Niet alleen zal het mobiliteitsaanbod er volledig anders uitzien, basisbereikbaarheid heeft ook een sterke impact op onze eigen werking, zoals voor de Regiomanagers. Anneleen De Smedt, Beleidsadviseur bij de Stafdienst en Sara Verstreken, Regiomanager voor Wegen en Verkeer Vlaams-Brabant leggen ons uit wat er zich ‘over het muurtje’ van de Vlaamse overheid afspeelt.
Basisbereikbaarheid, we hebben er allemaal al van gehoord. Maar wat verandert er precies?
Anneleen: “Met basisbereikbaarheid stappen we af van het vroegere concept basismobiliteit. We bekijken nu hoe we onze mobiliteit efficiënter organiseren. Vroeger moest iedereen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. We stappen daarbij over van een aanbodgestuurd naar een vraaggestuurd model. Anders gezegd: we gaan rekening houden met de reële vervoersstromen en zetten de middelen in functie van de vraag in”.
Dat vertaalt zich in een mobiliteitsmodel met vier lagen.
Leg eens uit.
Sara: “Om basisbereikbaarheid te verzekeren wordt Vlaanderen sinds vorig jaar ingedeeld in vijftien vervoerregio’s. Als Regiomanager zal ik dus in de vervoerregio Leuven vallen. De mobiliteit in een vervoerregio zal bestaan uit verschillende netten. De ruggengraat van het openbaar vervoer is het treinnet. Daaronder komt een kernnet op de grote assen, waarbij bussen en trams de grote woon- en werkkernen met elkaar verbinden. Het aanvullend net voert de mensen naar het kernnet en de treinstations. En tenslotte is er het vervoer op maat, zoals belbussen, buurtbussen, leerlingenvervoer, maar ook deelfietsen en deelwagens. De rode draad door het hele verhaal is dat we het juiste vervoersmiddel inzetten op de juiste plaats. Zo garanderen we bereikbaarheid op een efficiënte manier.”
Overleg met alle belanghebbenden wordt belangrijker. Hoezo?
Anneleen: In elke vervoerregio wordt er een vervoerregioraad ingesteld. Vervoerregioraden moeten een mobiliteitsplan opstellen voor de hele regio. Het is een overlegforum om het mobiliteitsbeleid te bespreken voor de hele regio. Mobiliteitsproblemen stoppen immers niet aan de gemeentegrens. Het zijn daarom niet alleen de steden en gemeenten die er in zetelen, maar ook het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, De Lijn, De Vlaamse Waterweg, … Zo proberen we alle mobiliteitsactoren in die regio te betrekken en met andere beleidsdomeinen af te stemmen zoals bvb; het beleidsdomein Omgeving. Het is niet langer de bedoeling dat iedere speler zijn eigen plan voor de gemeenten of de regio ontwikkelt. Dat heeft als voordeel dat onze visie op de mobiliteitsontwikkeling in de regio en onze projecten op termijn meer gedragen zullen zijn door alle belanghebbenden.”
Dit vervoer op maat moeten we dan realiseren via combimobiliteit. Wat is dat?
Sara: “Mobiliteit is een ruim begrip. We verplaatsen ons niet langer met één enkel vervoersmiddel, maar combineren verschillende vormen van mobiliteit. Zo rijden we bijvoorbeeld met de fiets naar het station waar we op de trein stappen. Of parkeren we de auto in een park-and-ride en nemen we daar de tram of deelfiets naar het stadscentrum. Voor het goederenvervoer heet dat synchromodaliteit. De hamvraag is: wat is er allemaal nodig voor vlot, duurzaam verkeer? Belangrijk voor ons, omdat we onze infrastructuurwerken er moeten op afstemmen.”
Vervoer wordt maatwerk, zoveel is duidelijk. Hoe kan de burger door het bos de bomen nog zien?
Anneleen: “Als je geen trein of bus kan nemen, dan kan je gebruik maken van vervoer op maat. In eerste instantie zal deze centrale informatie geven, maar op termijn moet het ook mogelijk worden een ticket voor al je deelverplaatsingen op een traject te kopen. Deze oefening zorgt voor nog heel wat werk op de plank en er wordt hard aan gewerkt. De bedoeling is om uiteindelijk alles te integreren en een heus MaaS-systeem (‘Mobility as a Service) aan te bieden.”
We zullen dus een entiteitsoverschrijdende bril moeten opzetten om dit alles te realiseren. Hoe gaan we dat doen?
Anneleen: “Het gaat er om dat we gezamenlijke prioriteiten scherpstellen, onder andere via een mobiliteitsplan op niveau van de vervoerregio . Om de investeringen van het Beleidsdomein MOW onderling af te stemmen werd vanaf vorig jaar één geïntegreerd meerjarig investeringsprogramma (GIP) opgemaakt voor het hele beleidsdomein. Dit jaar zullen ook de vervoerregioraden advies kunnen verlenen op het GIP. .”
"Het is niet langer de bedoeling dat iedere speler zijn eigen plan voor de gemeenten of de regio ontwikkelt. Dat heeft als voordeel dat onze visie op de mobiliteitsontwikkeling in de regio en onze projecten op termijn meer gedragen zullen zijn door alle belanghebbenden.”
Anneleen De Smedt
Wat verandert er voor onze werking binnen AWV?
Anneleen: “Wat we vooral zullen voelen is een slankere procedure voor projecten, die via het decreet Basisbereikbaarheid wellicht vanaf het voorjaar van 2019 zal starten. Daar waar we tot nog toe enkel van start konden gaan met onze projecten eens we consensus vonden in de Gemeentelijke Begeleidingscommissie (GBC) of de Regionale Mobiliteitscommissie (RMC) en nadien het (positieve) kwaliteitsadvies van een auditor moesten afwachten, zal dit vereenvoudigd worden. De nieuwe visie bepaalt dat elke trekker van een project verantwoordelijk is voor de voortgang van de eigen projecten, maar wel via een projectstuurgroep draagvlak zoekt voor het project en streeft naar consensus met de partijen over het project. We zullen zelf kunnen bepalen hoe vaak we een projectstuurgroep samenbrengen en ook de samenstelling op flexibele wijze uitbreiden voor een bepaalde fase of gedurende het hele project. Maar het gaat verder: als we er tijdens de gesprekken niet meteen uitkomen, kunnen we beslissen om tóch al naar een volgende projectfase over te gaan, erop vertrouwend dat we later in het proces de knopen kunnen ontwarren.. Het bijkomend kwaliteitsadvies wordt daarmee geschrapt. Dat betekent dat de trekkers van onze projecten nog meer dan vandaag verantwoordelijk worden voor de inherente kwaliteitszorg, samen met de projectstuurgroep. We zullen daar dus zelf verantwoordelijkheid voor moeten dragen en zullen moeten waken over het draagvlak en de kwaliteit van onze projecten”.
De theorie klinkt veelbelovend, maar hoe gaat dit allemaal in de praktijk vorm krijgen?
Sara: “Dat valt nog af te wachten. Er zijn slechts bepaalde vervoerregio’s opgestart als proefproject. Voor de vervoerregio Leuven hebben we eind januari voor de eerste keer samengezeten, dus dat was best wel spannend. Maar ik hoop wel dat zo’n overleg ertoe zal leiden dat onze projecten meer gedragen zullen worden en dat we elkaar versterken...”

